De KNSM en het eiland
Op 4 juni 1903 komt de KNSM naar het oostelijk deel van het IJ-eiland. Met de gemeente wordt een contract gesloten om daar een stuk terrein te huren. Naast het groter worden van de schepen waar ook de KNSM mee te maken krijgt, zou volgens Ernst Heldring (directeur van de KNSM tussen 1922 en 1932) de staking van 1900 een reden zijn geweest om te verhuizen. De directie van de KNSM wil weg van het opstandige Kattenburg.
In het begin gaat het nog om enkele terreinen, maar het bedrijf groeit en zal de hele Suriname- en Levantkade in beslag nemen. De eerste naam is ontleend aan de handel op West-Indië, Midden- en Zuid-Amerika. Daarheen breidde de KNSM haar handelsgebied uit na een fusie met de Koninklijke West-Indische Maatschappij, de KWIM. De tweede naam aan de handel op de Levant en het Middellandse zeegebied. Aan de oostkant liggen de loodsen en kantoren van de Nieuwe Rijnvaart Maatschappij, waarmee de KNSM eveneens gefuseerd is, voor een makkelijke verbinding via het Merwedekanaal, voorloper van het Amsterdam Rijnkanaal.
De KNSM beschikt met zes grote loodsen, een paar kantoren en enkele woningen over voorzieningen die voor een modern havenbedrijf noodzakelijk zijn. De woningen die de KNSM in 1903 aan de Verbindingsdam bouwt zijn bestemd voor medewerkers die belast zijn met de leiding en het directe toezicht op het kadebedrijf. Het is verstandig dat deze direct bij het bedrijf wonen.
Bronnen
Ton Heijdra, Kadraaiers & Zeekastelen. Geschiedenis van het Oostelijk Havengebied. Amsterdam, 1993
H.J. Korver, Koninklijke Boot. Beeld van de Amsterdamse scheepvaartondernemeing: 1856-1981. Amsterdam, 1981