Edwin Trommelen is een veelzijdig bewoner van ons eiland. Als slavist bereisde hij de voormalige Sovjet-Unie en Rusland, hij schreef drie boeken over Rusland. Hij werkte als vertaler, als documentairemaker, als reisleider. En begaf zich ook op het terrein van de architectuur met zijn documentaire over het ontstaansproces van de Steltloper op Sporenburg. Hij woont samen met kunstenaar Sigrid van Essel aan de Levantkade in het Bruno Albert gebouw.

Hoe lang woon je hier?
Sinds 1998. Sigrid kwam uit Groningen en ik uit Oost. We hadden de keus, ik kon na de renovatie van mijn woning terug naar Oost, maar we kozen voor KNSM. Ik wil niet zeggen dat we van plan waren hier altijd te blijven wonen. Het leek toen nog ver weg, alsof je buiten de stad woonde. Maar we waren al snel verknocht aan het eiland, we prijzen ons gelukkig dat we hier kunnen wonen.

Hoe kwam je op het idee om die docu over de Steltloper te maken?
We hoorden al vrij snel dat verhaal over de Fountainhead, heel veel gedoe, meerdere ontwerpen, en alles werd afgeblazen. En met de prijsvraag, 20 jaar later, van drie nieuwe ontwerpen voor die locatie kreeg Sigrid een opdracht opdracht van Wonam, een van de drie projectontwikkelaars. Wonam won en om dat te vieren maakten ze een boottochtje. Sigrid en ik mochten mee. We raakten in gesprek, ook over de voorgeschiedenis en zij zeiden, dat is wel heel interessant, misschien wel een leuk onderwerp voor een documentaire. Zo is het begonnen, en hoewel het niet in mijn straatje ligt, sprak het me toch aan. Ik kende het goed, ik woon ertegenover. Zij hebben toen wat geld toegezegd, ik ben fondsen gaan werven en toen we genoeg geld bij elkaar hadden gingen we de film maken.

Ik installeerde een camera voor mijn raam die twee en half jaar lang elke tien minuten een foto maakte, vanaf half zeven ’s ochtends tot half zes ’s avonds. Het weekend niet, dan gebeurde er niks. Maar als we op vakantie gingen moest iemand anders het instellen. Dat is allemaal goed gegaan, op één ding na. Op een gegeven moment waren er allemaal containers neergezet aan de waterkant en dat deden ze op een zaterdag en die zaterdag had ik niet. Maar de maandag daarop was het mistig, dus toen heb ik die mist wat extra aangezet. Ja, we hebben dat hele proces gevolgd, alles vanaf het begin onderzocht.

Kon je iedereen makkelijk te spreken krijgen?
Nee. Adriaan Geuze (de stedenbouwkundige van Borneo/Sporenburg) wilde helemaal niet. Hij was beledigd, kwaad. Het was natuurlijk zijn “meisje”, het had hem zoveel pijn gedaan. Maar op een gegeven moment zei hij oké. En hij was natuurlijk erg belangrijk, zonder hem was die film heel anders geworden. Maar de rest, zoals Ton Schaap van de gemeente, Irma van Oort van KCAP en Diederik Dam van Dam & Partners, werkte graag mee. Uiteindelijk is het allemaal goed gekomen. Het project heeft bijna drie jaar geduurd. De meningen over het gebouw zijn verdeeld. Maar het is nu 20 jaar later. En de Steltloper is veel meer dan de eerste ontwerpen geïntegreerd in de buurt.

Is dit het enige onderwerp buiten Rusland waarover je films hebt gemaakt?
Nee, ik heb ook een film gemaakt over de optiebeurs in Amsterdam. De overgang van de vloerhandel met druk gebarende, schreeuwende mannen in pakken naar de stilte van de beeldschermhandel. Een opdracht van de NCRV om dat proces te filmen. De rest gaat over Rusland.

Waarom ben je Russisch gaan studeren?
Vanwege de literatuur, in de eerste plaats. Op de middelbare school had ik een paar boeken gelezen van Tolstoj en Dostojevski. Ik begreep er niet veel van, maar vond het fascinerend.

En ik was geïnteresseerd in de politiek. Toen ik besloot Russisch te studeren was Brezjnev nog aan de macht. Reagan werd net president en die had het over het rijk van het kwaad. Ik wou dat met eigen ogen wel zien. Niet omdat ik sympathiseerde met het communisme of zo, maar ik vroeg me af wat voor mensen daar woonden. Dat beeld dat het allemaal slechteriken waren klopt niet. En verder was het, zeg maar, algemene interesse.

Ben je vaak naar Rusland gegaan om de taal goed te leren?
Het grappige was, ik begon in Utrecht, met professor Van den Baar en die was heel erg anticommunistisch. Hij had nog in Korea gevochten. Hij had een militaire Russische school in Harderwijk opgezet waar men Russisch leerde om krijgsgevangenen te ondervragen. Gevolg was dat in Utrecht – het was wel een gezellige faculteit – er heel veel anti-Sovjet literatuur werd besproken, maar die mensen wilden absoluut niet naar de Sovjet-Unie. Na een jaar stapte ik over naar Amsterdam en daar kreeg je de mogelijkheid een half jaar in Moskou te studeren, als alles goed ging. Daar was in Utrecht nooit iets van gezegd.

Dat was een extraatje. De Universiteit van Amsterdam was neutraal, realistischer, zo van: wij bestuderen een land en waarom zouden we daar niet heengaan.

En ik ben ik in ’86 inderdaad 5 maanden in Moskou geweest, een hele koude winter. Het was min 37, maar in onze studentenflat moesten we wel het raam open zetten anders zweetten we de ruimte uit. Je kunt die verwarming niet uitzetten. In april gaat hij uit en zin oktober weer aan, wat voor weer het ook is. Het was nog in de tijd van de de Sovjet-Unie. Ook al was Gorbatsjov al aan de macht, en was er al enige verandering voelbaar, het was nog steeds de Sovjet-Unie. De Russen waren bang voor ons, ze wilden geen contact, buitenlanders waren eng.

Edwin Trommelen en Paul Enkelaar, co-regiseur, in Rusland.

Hoe begon je carrière als slavist?
In 1989 studeerde ik af in Amsterdam. Een moeilijke tijd, veel mensen in de bijstand en zo. Ik ben begonnen als vertaler voor de VPRO die toen een documentaire maakte over Lenfilm, de filmstudio in Leningrad waarvoor beroemde regisseurs hebben gewerkt. De film ging over de vraag hoe de toekomst van de film in Rusland er uit zou zien, nu de staatssteun steeds meer wegviel. Het was nog net voor de Wende. De Sovjet-Unie bestond nog, maar het was al duidelijk dat het communisme als zodanig had afgedaan. Ik was ook tolk en werkte mee aan de productie, wat je bent de enige die Russisch spreekt. In die functies heb ik aan zo’n tien films meegewerkt.

Daarna heb ik bij de AVRO gewerkt, maar na een paar jaar begon ik Rusland te missen.

Ik wilde zelf films gaan maken, in eerste instantie over de Russische dievenwereld, een hele enge wereld. Ik was geïnteresseerd in de vele tatoeages op het lichaam van die mensen. Die hebben namelijk allemaal een betekenis. Een hele mooie afbeelding van de madonna met kind bijvoorbeeld betekent dat de drager in de gevangenis is geboren. Een kind van criminelen dus. Als dief sta je dan hoog in de hiërarchie van de dievenwereld. Of afbeeldingen van kerken met koepels, en dan stond elke koepel voor een veroordeling.

Toen hoorde ik van Daniëlle die drie jaar in een kamp had gezeten. Vrouwen hebben eigen tatoeages, wel wat minder, maar er zijn speciale vrouwentattoos – en ik wilde weten of zij daar iets van mee had gekregen. Ze kwam bij mij thuis, met een vertrouwenspersoon, en toen bleek dat ze van die tattoos helemaal niets had gezien. Maar haar eigen verhaal was ook heel interessant en aan het eind van het gesprek stelde ik voor van haar verhaal een film te maken. Daar stond ze helemaal voor open. Het werd de documentaire Terug naar het kamp, in 2001 uitgezonden door de NCRV. We zijn toen met haar teruggegaan naar het kamp waar ze van 1995-1998 had gezeten. In Mordovië, een Russische provincie zo’n 600 kilometer ten oosten van Moskou. En anders dan je zou denken was ze daar helemaal niet ongelukkig geweest.

Van een zielig meisjesverhaal werd het een trieste liefdesgeschiedenis. Want ze werd verliefd op een andere gevangene, een vrouw, en die kwam in 1999 ook terug naar het kamp voor onze opnames. Zo ontmoetten ze elkaar dus opnieuw. Dat weerzien was prachtig, maar ook verdrietig, want haar vriendin Venera vertelde dat ze ‘anders’ verder wilde na het kamp. Ze heeft een man ontmoet en is getrouwd. Toch heeft het Daniëlle enorm geholpen om redelijk goed met dat verleden om te kunnen gaan. Je moet ook weten dat het kamp, waar je vrij kunt rondlopen, buiten kunt zijn, een opluchting kan zijn na een lange tijd in de gevangenis waar je opgesloten zit en niks kunt.

rendiernomaden Stemmen uit de toendra. De laatste der Joekagieren

Rendier nomaden, beeld uit de documentaire Stemmen uit de toendra. De laatste der Joekagieren.

Heeft je fascinatie voor wodka etiketten ook te maken met een verborgen betekenis?
Nee, dat gaat meer over de plaatjes. In de jaren ’90 was er niks te krijgen om mee naar huis te nemen, geen souvenirs, maar ik nam altijd wel een flesje wodka mee. Toen ik na een verhuizing al die flessen weggooide, vond ik het jammer dat de etiketten weg waren. Want die vertelden toch een soort verhaal. Ik ben toen begonnen de etiketten af te weken en had er op een gegeven moment heel veel. Met het verzamelen van citaten over wodka uit de literatuur was ik al eerder begonnen (mijn boek Davaj! De Russen en hun wodka) – en dat bracht me op het idee om ook met die etiketten iets te doen. Dat werd Rusland in 101 wodka etiketten. Het gaat uiteindelijk niet over wodka, maar bij elk etiket kun je een verhaal vertellen over Rusland en zijn bewoners.

Je hebt veel gereisd in Rusland.
De laatste jaren steeds meer als reisleider. Naar de Goelag, Siberië, en een paar keer de BAM gedaan. Daar komt mijn boek Het rijk van de Bam. Mijn reis met die andere Trans-Siberië Express uit voort. Ik ben ook in Jakoetië geweest voor mijn documentaire over rendiernomaden Stemmen uit de toendra. De laatste der Joekagieren. Al met al ben ik zo’n 60 keer naar Rusland gereisd.

Nu kan dat niet meer. Eerst corona en nu de oorlog.

Ik moest iets anders gaan doen en heb nu voor het eerst van mijn leven een vaste baan.

De vier boeken van Edwin van Trommelen

Voor meer info zie de website van Edwin Trommelen: edwintrommelen.nl

maart 2024